Hoe beantwoord ik een (toets)vraag? - Geschiedenis Vandaag (2023)

Het goed kunnen maken van een geschiedenistoets is niet alleen het leren van de stof uit het lesboek. Geschiedenis is ook begrijpend lezen – van zowel de bronnen als de vragen – en toepassen wat in de tekst staat. Na het lezen van een vraag moet je altijd denken: ‘wat wordt er van mij verwacht bij deze vraag’? Je moet de vraag dus eerst ontleden. Ontleden tijdens een toets doe je door de verschillende elementen te onderstrepen waar je antwoord op moet geven. Bij sommige vragen zal je ook meerdere taken moeten uitvoeren, zoals nog verduidelijkt wordt.

Van de verschillende vraagsoorten komen hieronder voorbeelden. Daarna wordt de vraag uitlegt en voorgedaan op welke gedeelten je antwoord geeft. Zo’n gedeelte noem je een vraagelement. Ga bij het beantwoorden van een toetsvraag altijd uit van 3 stappen:

  1. Lees de vraag.
  2. Onderstreep de gedeeltes van de vraag waar je antwoord op moet geven (de vraagelementen).
  3. Beantwoord de vraag aan de hand van de OUD-structuur.
  • Simpele vragen
  • Begrippen vragen
  • Perspectief vragen
  • Verandering en continuïteit vragen
  • Bronvragen

Het ostracisme was een manier op politieke tegenstanders uit te schakelen in de Atheense democratie.
Vraag: Leg dit ostracisme uit.

In de bovenstaande vraag wordt naar een begrip verwezen. Als een begrip in de vraag wordt genoemd, moet er een belletje gaan rinkelen: ‘nu moet ik het begrip gaan uitleggen’. Het gedeelte van de vraag waar antwoord op gegeven moet worden, wordt een vraagelement genoemd. Wanneer een begrip in de vraag wordt verwerkt, moet je altijd het begrip in je antwoord verwerken (uitleggen). Bij de bovenstaande vraag moet je alleen het functioneren van het systeem ostracisme uitleggen binnen de Atheense democratie.

Door het ostracisme konden patronen in de Atheense democratie hun macht vergroten.
Vraag: Leg uit hoe dat systeem in de Atheense democratie werd gebruikt om de macht van patronen te vergroten.

Je kan ook vragen tegenkomen waarbij je een begrip moet toepassen op een historische gebeurtenis.Als je de vraag ontleedt en kijkt naar welke elementen uit de vraag antwoord op moet worden gegeven, dan wordt er binnen de vraag verwezen naar twee begrippen: ostracisme en patronage (patronen). Wanneer er twee begrippen worden genoemd in de vraag moet je uitleggen wat het ene begrip met het andere begrip te maken heeft. In de voorbeeldvraag moet je dus uitleggen hoe patronage werkt, hoe het ostracisme werkt en hoe patronen het ostracisme gebruikten om hun macht te vergroten. Je geeft dus eigenlijk op drie onderdelen antwoord.

De grenzen tijdens de periode van de Romeinse republiek waren vaak gesloten voor vreemde volkeren.
Vraag: Leg uit waarom deze grenzen gesloten waren vanuit een militair en politiek perspectief.

Vragen kunnen nog ingewikkelder worden. De meest ingewikkelde vragen zijn vragen waarbij je meerdere zaken met elkaar moet vergelijken of verschillen moet geven tussen verschillende elementen uit de vraag. Vaak gaat het hierbij om economische, sociale, militaire of politieke kenmerken of elementen die je met elkaar moet vergelijken.

De vraag verwijst naareen periode uit de Romeinse geschiedenis. Er wordt van je gevraagd om de kennis over deze periode toe te passen op de vraag. De vraag bestaat uit twee gedeeltes.

  1. Je moet een militair perspectief geven.
  2. Je moet een politiek perspectief.

Het woord EN in de zin verwijst dus naar 2 onderdelen waar je antwoord op moet geven. Beide onderdelen moeten dan ook terugkomen in je antwoord.

Het vestigingsbeleid van barbaren op Romeins grondgebied was tijdens de Romeinse republiek anders dan vlak voor de val van het Romeinse rijk in 476.
Vraag: Leg van beide tijdsperioden het regeerbeleid uit en hoe deze van elkaar verschilden.

Vragen kunnen ook verwijzen naar een vergelijking tussen twee tijdsperioden. De bovenstaande vraag verwijst naar twee tijdsperioden: de Romeinse Republiek en het Romeinse Rijk. Ook verwijst de vraag naar het begrip: vestigingsbeleid. Je moet dus drie vragen beantwoorden bij deze vraag. ‘Wat was het vestigingsbeleid van de Romeinse Republiek’? ‘Wat was het vestigingsbeleid van het Romeinse Rijk?’ en ‘Waarin verschilde deze twee van elkaar’? Het begrip vestigingsbeleid moet dus twee keer gedefinieerd worden in deze vraag.

Bron 1. Advertentie uit de Joodsche Courant uit 1943. Maker: redactie van de krant.

Gebruik bron 1. Stel: ‘je doet onderzoek naar Jodenvervolgingen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog’.
Vraag: Leg uit of de bron informatie geeft voor je onderzoek.

Bij deze bronvraag wordt verwezen naar bron 1. Je moet dus altijd eerst de bron bekijken en vervolgens interpreteren. Bij een bronvraag moet je niet alleen de vraag herhalen, maar ook laten zien dat je de bron gebruikt hebt in je antwoord. Voor een handleiding en de te volgen stappen lees:Hoe interpreteer ik een bron?

Simpele vragen

Het ostracisme was een manier op politieke tegenstanders uit te schakelen in de Atheense democratie.
Vraag: Leg dit ostracisme uit.

In de bovenstaande vraag wordt naar een begrip verwezen. Als een begrip in de vraag wordt genoemd, moet er een belletje gaan rinkelen: ‘nu moet ik het begrip gaan uitleggen’. Het gedeelte van de vraag waar antwoord op gegeven moet worden, wordt een vraagelement genoemd. Wanneer een begrip in de vraag wordt verwerkt, moet je altijd het begrip in je antwoord verwerken (uitleggen). Bij de bovenstaande vraag moet je alleen het functioneren van het systeem ostracisme uitleggen binnen de Atheense democratie.

Begrippen vragen

Door het ostracisme konden patronen in de Atheense democratie hun macht vergroten.
Vraag: Leg uit hoe dat systeem in de Atheense democratie werd gebruikt om de macht van patronen te vergroten.

Je kan ook vragen tegenkomen waarbij je een begrip moet toepassen op een historische gebeurtenis.Als je de vraag ontleedt en kijkt naar welke elementen uit de vraag antwoord op moet worden gegeven, dan wordt er binnen de vraag verwezen naar twee begrippen: ostracisme en patronage (patronen). Wanneer er twee begrippen worden genoemd in de vraag moet je uitleggen wat het ene begrip met het andere begrip te maken heeft. In de voorbeeldvraag moet je dus uitleggen hoe patronage werkt, hoe het ostracisme werkt en hoe patronen het ostracisme gebruikten om hun macht te vergroten. Je geeft dus eigenlijk op drie onderdelen antwoord.

Perspectief vragen

De grenzen tijdens de periode van de Romeinse republiek waren vaak gesloten voor vreemde volkeren.
Vraag: Leg uit waarom deze grenzen gesloten waren vanuit een militair en politiek perspectief.

Vragen kunnen nog ingewikkelder worden. De meest ingewikkelde vragen zijn vragen waarbij je meerdere zaken met elkaar moet vergelijken of verschillen moet geven tussen verschillende elementen uit de vraag. Vaak gaat het hierbij om economische, sociale, militaire of politieke kenmerken of elementen die je met elkaar moet vergelijken.

De vraag verwijst naareen periode uit de Romeinse geschiedenis. Er wordt van je gevraagd om de kennis over deze periode toe te passen op de vraag. De vraag bestaat uit twee gedeeltes.

  1. Je moet een militair perspectief geven.
  2. Je moet een politiek perspectief.

Het woord EN in de zin verwijst dus naar 2 onderdelen waar je antwoord op moet geven. Beide onderdelen moeten dan ook terugkomen in je antwoord.

Verandering en continuïteit vragen

Het vestigingsbeleid van barbaren op Romeins grondgebied was tijdens de Romeinse republiek anders dan vlak voor de val van het Romeinse rijk in 476.
Vraag: Leg van beide tijdsperioden het regeerbeleid uit en hoe deze van elkaar verschilden.

Vragen kunnen ook verwijzen naar een vergelijking tussen twee tijdsperioden. De bovenstaande vraag verwijst naar twee tijdsperioden: de Romeinse Republiek en het Romeinse Rijk. Ook verwijst de vraag naar het begrip: vestigingsbeleid. Je moet dus drie vragen beantwoorden bij deze vraag. ‘Wat was het vestigingsbeleid van de Romeinse Republiek’? ‘Wat was het vestigingsbeleid van het Romeinse Rijk?’ en ‘Waarin verschilde deze twee van elkaar’? Het begrip vestigingsbeleid moet dus twee keer gedefinieerd worden in deze vraag.

Bronvragen

Bron 1. Advertentie uit de Joodsche Courant uit 1943. Maker: redactie van de krant.

Gebruik bron 1. Stel: ‘je doet onderzoek naar Jodenvervolgingen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog’.
Vraag: Leg uit of de bron informatie geeft voor je onderzoek.

Bij deze bronvraag wordt verwezen naar bron 1. Je moet dus altijd eerst de bron bekijken en vervolgens interpreteren. Bij een bronvraag moet je niet alleen de vraag herhalen, maar ook laten zien dat je de bron gebruikt hebt in je antwoord. Voor een handleiding en de te volgen stappen lees:Hoe interpreteer ik een bron?

Antwoord geven via OUD

Als je de vragen ontleed hebt, is het belangrijk dat je op een juiste manier antwoord geeft. Wat wordt daarmee bedoeld? Bij de beantwoording van je toetsvraag is het altijd belangrijk dat je volledig antwoord geeft. Hiervoor me je onder andere de vraag herhalen in je antwoord. Voor het vak geschiedenis kan je de OUD-structuur gebruiken.

O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat.

U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.

D = staat voor daarom of daardoor. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Hoe beantwoord ik een (toets)vraag? - Geschiedenis Vandaag (3)Hoe beantwoord ik een (toets)vraag? - Geschiedenis Vandaag (4)

Net als dat de onderstaande afbeelding verandert door de schuif naar links of recht te bewegen, zo verandert ook de manier hoe je naar een gebeurtenis kijkt als je van perspectief wisselt.

Toetstaal

Let op de woorden die gebruikt worden in de vraag. Elk woord in het vraaggedeelte zorgt voor een andere verwachting bij je antwoord. Kijk ook altijd naar de hoeveelheid argumenten die je moet geven. Soms wordt er expliciet gevraagd om meerdere argumenten. ‘Geef twee argumenten voor…’. Vind je het moeilijk om te herkennen hoeveel elementen terug moeten komen in je antwoord, begin dan eerst met de vraag te onderstrepen. Onderstreep de gedeeltes waarop antwoord gegeven moet worden. De onderstreepte gedeeltes staan gelijk aan de hoeveelheid elementen die in je antwoord moeten terugkomen. Tel de elementen in je antwoord. Komen de hoeveelheden overeen met die uit de vraag, dan weet je zeker dat je niks gemist hebt. Hieronder vind je enkele signaalwoorden die sturing geven aan je antwoord.

Of: je hebt twee keuzes. Je hoeft maar één uit te werken.

En: je moet twee elementen uitwerken.

Beargumenteer: geef (historische) argumenten in je antwoord.

Mening: vorm je eigen mening over een gebeurtenis, maar beargumenteer deze wel historisch.

Vergelijk: je moet twee gebeurtenissen of perspectieven naast elkaar houden en het verschil of de overeenkomst geven.

Aantonen: geef argumenten die de stelling bevestigen. Deze argumenten kunnen uit de leerstof of uit een bron komen (hangt van de stelling af).

Welke: je antwoord moet bestaan uit meerdere elementen.

Welk: Je antwoord moet bestaan uit één element.

In hoeverre: is een vergelijking. Je moet twee perspectieven gebruiken in je antwoord en uitleggen waarom deze overeenkomen of van elkaar verschillen.

Waarom: je antwoord is een uitleg van een vraagelement. Je geeft zowel een beschrijving als een analyse.

Verwijzen: gebruik maken van een gedeelte uit de bron. Dat kan een citaat zijn uit een geschreven bron of een element uit een ongeschreven bron.

Verklaren: je moet een oorzaak en gevolg relatie beschrijven, vaak aan de hand van gegevens uit een bron.

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Dong Thiel

Last Updated: 29/08/2023

Views: 6005

Rating: 4.9 / 5 (59 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Dong Thiel

Birthday: 2001-07-14

Address: 2865 Kasha Unions, West Corrinne, AK 05708-1071

Phone: +3512198379449

Job: Design Planner

Hobby: Graffiti, Foreign language learning, Gambling, Metalworking, Rowing, Sculling, Sewing

Introduction: My name is Dong Thiel, I am a brainy, happy, tasty, lively, splendid, talented, cooperative person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.